Beginnend improvisator en soms moeite om een gesprek daarover te volgen? Of ervaren speler met de behoefte om eens net iets deskundiger over te komen? Speciaal voor jullie 10 pareltjes uit het impro-jargon. Aanvullen mag! *Waarschuwing: korrel-zout-blog.*
1. Wup
Kort voor ‘warming up’. Ook als werkwoord te gebruiken: ‘kom, we gaan even lekker wuppen!’
2. Endowen
Optuigen; het personage van je tegenspeler in de scene nader gestalte geven en eigenschappen toedichten door opmerkingen als ‘jij bent ook altijd zo streng, je zit niet meer in de marine, Onno!’
3. Narratief
Klinkt deskundiger dan ‘verhalend’, wat hetzelfde betekent. Voorbeeldzin: ‘Het publiek moest er minder om lachen, maar narratief gezien was die scene met die tandarts op vakantie de beste van de avond.’
4. Opkomst
Normaal gesproken simpelweg: het podium opkomen. Bij veel theatersportgroepen eerder: aan het begin van de voorstelling het podium op rennen en dan een ingestudeerd stukje doen. Handig om te weten als iemand aan je vraagt: ‘Doen jullie met of zonder opkomst?’
5. Focus
Meestal: daar waar de aandacht naartoe gaat. Als de focus daar ligt waar die moet liggen, hoor je er niemand over. Praten spelers door elkaar, zeg dan niet ‘niet door elkaar praten’ maar liever ‘jongens, let op de focus.’ Ook leuk: de term split-focus, verwijzend naar een techniek waarbij de spelers schakelen tussen twee focus-punten.
6. Shortform
Korte scenes en spelletjes, zoals je die in bijvoorbeeld theatersport en tv-programma’s als De Lama’s ziet. Dit is tegenstelling tot longform, waarbij de spelers één lang verhaal bij elkaar improviseren. Waar de grens precies ligt, maakt voor het gebruik van deze termen niet zoveel uit. Je kunt altijd iets zeggen als ‘ik ben wel een beetje uitgekeken op shortform, ik ben toch meer een longform-speler’.
7. Aanbod
Een initiatief dat je neemt in een geïmproviseerde scene, waar de andere speler op kan reageren. Kan letterlijk een aanbod zijn (‘Jongen, als jij binnen een uur drie koeien melkt, mag je mijn boerderij overnemen’) maar ook een andere zet (‘Frans, ik moet het je zeggen: ik ben vreemd gegaan’). Ook non-verbaal mogelijk.
8. Overaccepteren
Geen idee wat dit precies betekent (iemand?), maar ik hoor het de laatste tijd steeds vaker en het klinkt best deskundig. Waarschijnlijk kom je er wel mee weg als je zegt: ‘Agaath is zo’n leuke speler, ze kan geweldig overaccepteren!’
9. Platform
De basis die je neerzet voor je je verliest in dingen in acties of conflicten. Volgens sommigen: definiëren wie de spelers zijn (van elkaar), waar ze zijn en wat ze doen. Zie je een scene waar je geen touw aan vast kunt knopen, kun je met vrij veel zekerheid wel zeggen dat het platform niet duidelijk werd neergezet.
10. Suggestie
Volgens Van Dale heeft dit woord drie betekenissen: ‘het suggereren’, ‘door geestelijke beïnvloeding opgewekte voorstelling’ of ‘geopperd voorstel’. Binnen de improvisatie is de betekenis eerder ‘door het publiek geroepen input’. Bespaar je zaal deze term bij voorkeur (wegens verwarrend: ‘publiek, mag ik van jullie een suggestie?’), maar gebruik hem achter de schermen naar hartelust. ‘Jullie gingen echt fantastisch om met de suggesties, jongens!’
ad 8: overaccepteren is m.i. dat je een op het eerste gezicht simpel en nietszeggend aanbod zodanig accepteert dat het ineens een dramatische spelimpuls bleek. Vergelijk de oefening van Keith Johnstone ‘It’s Tuesday’.
ad 6: breek me de bek niet open. Is een vrije harold met losse scenes dan geen longform? 😉
Sytse, foei. Ik heb je uitgebreid (inderdaad met ‘het is dinsdag’) geleerd wat “overaccepteren” is. Lang, lang, lang geleden 😉