De meeste improvisatoren kennen genoeg regels. Ook de discussies over het nut daarvan zijn er genoeg. Maar zou er niet meer aandacht moeten gaan naar de kwaliteiten die je nodig hebt als je improviseert? De vier V’s in deze blog maken inzichtelijk welke kwaliteiten er zo al zijn.
Veel improvisatie workshops en -lessen gaan over je kwaliteiten als acteur: het verrijken en verfijnen van personages, authentiek spelen, emoties, fysiek spel. Absoluut toe te juichen, want het medium waarin je improviseert – tenminste, als je het voor een publiek wil brengen – dien je voldoende te beheersen en te blijven verfijnen, of het nu comedy, muziek, vertellen, dans of theater is. Alleen is het voor improvisatiekunsten even belangrijk je kwaliteiten als improvisator te blijven onderhouden. Anders kan je ondanks massa’s workshops tijdens een echte improvisatievoorstelling genadeloos blijven terugschieten naar paniekvoetbal.
Regels
Ik krijg regelmatig de indruk dat meer gevorderde improvisatie-acteurs acteertraining waardevoller vinden omdat improvisatietraining “slechts” neerkomt op het toepassen van regels. We kennen allemaal nogal wat “spelregels” voor improvisatie zoals daar zijn: ja en, plannen loslaten, laat je partner schitteren en het hippe fuck-the-rules (ook weer een regel). Er wordt verder met de regelmaat van de klok gedebatteerd over de interpretatie van die regels, omdat die zo absoluut klinken. Als trainer helpt het mij om een eigen taal te vinden voor wat zich als fundament ónder die regels bevindt.
Regels zijn echt handig en interessant tijdens specifieke oefeningen, maar in een improvisatie-scène red je je zelden met regels in je hoofd. De enorme spanning die het feit dat je (met anderen samen!) tegelijkertijd creëert en uitvoert, dient omgezet te worden in cocreatieve magie. En dan heb je fundamentelere zaken nodig om op terug te vallen. Eerder kwaliteiten dan regels.
Kwaliteiten
Kwaliteiten zullen je minder snel in de steek laten dan spelregels die toch veel contextgevoeliger en voor interpretatie vatbaar zijn. Zelf hanteer ik er doorgaans vier: verantwoordelijkheid, vrijheid, vertrouwen en voeling. De 4 v’s van improVisatie 😉
Voeling: train ik mijn aandacht voldoende? Staan al mijn zintuigen open? Ben ik me bewust van hoeveel filters ik heb “steken” en dewelke? Hoe zit het met de balans tussen de drie vormen van aandacht: naar binnen, naar een punt buiten en naar het geheel? Kan ik vlot switchen tussen die drie? Zijn er wegversperringen tussen mijn zintuigen en mijn HART? Of kan ik vlot prikkels impact laten hebben en emoties laten rijzen?
Vrijheid: treed ik buiten paden, laat ik me tegenhouden door veronderstellingen, patronen en criteria? Hoe flexibel is mijn hoofd? Geef ik de anderen vrijheid? Of voel ik veel oordeel zodra medespelers iets doen dat niet in mijn kraam past? Hoe sterk is mijn vrije GEEST? Kan ik de emoties van hierboven een impuls laten zijn voor een authentieke respons? Of zet ik een masker op, en indien zo hoe bewust ben ik me daarvan? En hoe vrij ben ik in mijn lijf, mijn stem?
Verantwoordelijkheid: ben ik helder in mijn inbreng? Zodat mijn expressie leidt tot een deel van de creatie? Heb ik ergens een extern oog dat zorg draagt voor de anderen, voor het geheel, voor het publiek, voor onze creatie? Heb ik werkelijk de WIL om hier & nu te performen? Speel ik het spel van leiden en volgen ten volle: kan ik vlot switchen tussen keihard de leiding nemen en me volledig overgeven aan de leiding van de ander? Of ben ik de hele tijd maar half verantwoordelijk?
Vertrouwen: heb ik (echt) vertrouwen in mijn medespelers, in het feit dat zij er ten volle staan en zich helemaal willen geven? In hun kwetsbaarheid? En hoe zit dat met zelfvertrouwen? En mijn eigen kwetsbaarheid? Kan ik mijn impulsen ten volle inzetten en heb ik de MOED dat te doen? Waar ben ik bang van? Kan ik de angst die er is meenemen in het spel, het er letterlijk uitspelen en laten transfomeren, of word ik verlamd en schakel ik verdedigingsmechanismen in?
Bovenstaande is beschreven voor improvisatietheater. Uiteraard is het hele verhaal niet zwart-wit en staat er geen muur die acteer- en improvisatieskills van elkaar scheidt. Voor mij zijn dit wel de kwaliteiten die helpen helder over het stuk “improvisatie” te praten.
Leuk! Het is inderdaad belangrijk om een onderscheid te maken tussen het improviseren zelf en het medium waarin dit gebeurt! Heb het zelden zo helder weten omschrijven. Hou ook van de term `kwaliteiten’, al ben ik wellicht toch nog op zoek naar iets wat ge kunt trainen, en niet alleen iets wat ge kunt hebben…
Thx.
Ivm trainen: denk dat kwaliteiten op zich ook (verder) te ontwikkelen zijn (of te herontdekken vaak), in balans brengen met elkaar, etc. In elk geval richtinggevend voor waar je werk hebt en waarop je kan trainen. Interessant is ook te achterhalen wat precies in de weg staat bij iemand om bv vertrouwen te hebben.
En in specifieke oefeningen of sessies zijn regels dan zeer handige tools.
Nathalie, dank voor je inzicht. Al lezend realiseer ik dat deze kwaliteiten ook van toepassing zijn binnen terugspeeltheater / playback theatre, waarbij de punten OOK op de relatie t.a.v. van de verteller uit het publiek te projecteren zijn: VOELING met de kern van het verhaal, welke VRIJHEID kun en durf je als acteur te nemen om het verhaal te interpreteren en het te parafraseren en je eigen te maken, en hoe verhoudt dat zich tot de VERANTWOORDLIJKHEID die je als speler hebt ten opzichten van de verteller, en daaruit volgend: vertrouw je er op dat je behalve als acteur ook als mens iets toe te voegen hebt aan het verhaal van de verteller.