Komend weekend wordt het jaarlijkse Nederlands Theatersport Toernooi (NTT) in Utrecht gehouden. Terugdenkend aan de editie van vorig jaar, waarin ik met mijn groep op een haar de finale misliep, schieten mij vier dingen te binnen. Twee sleutelmomenten, een inzicht en een wens.
Het was flink haasten. Op tijd opstaan, ontbijten, douchen, aankleden, inpakken en dan snel per OV-fiets naar Het Huis in Utrecht. Kamer- en teamgenoot Matthijs vond het een heel gedoe, maar ik wilde nou eenmaal één bepaalde wedstrijd heel graag zien: Flunknarf tegen The Fluffy Suicide Bunnies.
Hoewel Flunknarf in mijn ogen één van de beste hedendaagse impro-groepen is, ging het me vooral om de Bunnies. De groep die naam maakte toen ik zelf begon met improviseren. De groep ook van David Dabekaussen, destijds mijn docent en één van de meest inspirerende mensen die ik ooit heb ontmoet. Zijn veel te vroege overlijden, inmiddels alweer bijna tien jaar geleden, betekende ook het einde van de Bunnies.
Tot de overgebleven leden vorig jaar besloten nog eens samen te komen voor het NTT. Hun eerste wedstrijden moest ik missen, dus vandaar dat ik erop gebrand de match met Flunknarf te zien. Grote zaal en beslissend in hun poule ook nog. Zeven spelers en een lege stoel voor David.
‘Voor de volgende game hebben we vier spelers nodig’, kondigde Bunny-captain Mathieu aan. Hij keek de zaal in. ‘Dus als iemand zin heeft om mee te doen…’ En ja hoor, nadat iedereen was uitgelachen, stapte iemand uit de zaal naar voren om mee te spelen. Het werd nog een hilarische scene ook. De wedstrijd eindigde in een gelijkspel, met als gevolg dat beide teams waren uitgeschakeld.
Zelf stond ik later die dag als captain van gelegenheidsformatie De Firma in de halve finale. Je voelt dan een zekere druk. Weliswaar waren we maar één keer bij elkaar gekomen om een beetje voor te bereiden, maar ons team bestond uit mensen die allemaal het NTT al eens hadden gewonnen. Medespelers Thomas en Johan stonden met Man Met Snor zelfs jaar na jaar in de finale.
We kregen een uitdaging van het andere team: een scene waarin ook andere theatersport-teams langskomen. Ik zat aan de kant en bedacht dat het misschien leuk zou zijn een roetsjbaan te spelen waarin we steeds verder gaan in de stijl van een andere impro-groep. Alleen, dat hadden we natuurlijk niet geoefend. En het ging hier wel om een finaleplaats.
Op dat moment dacht ik terug aan wat ik die ochtend gezien had bij de Bunnies en dacht ik: fuck it. Ik neem het risico en we gaan het gewoon doen. Tot verrassing van mijn medespelers. Of het goed uitpakte? Ach. De scene zelf was niet fantastisch. De wedstrijd eindigde in een gelijkspel en het kwartje viel uiteindelijk voor ons de verkeerde kant op. Uitgeschakeld.
Natuurlijk was ik teleurgesteld dat we eruit lagen. Maar later die avond – en zeker in de loop van die week – kreeg ik veel positieve reacties over wat we hadden laten zien. Iemand die ik helemaal niet zo goed ken, stuurde me een Facebook-bericht om te laten weten dat we een inspiratie waren voor haar groep. En daar was ik ontzettend trots op. Ik realiseerde me: je laten inspireren, doet inspireren.
Dat is wat ik iedereen die komend weekend op het NTT is – als speler, bezoeker, vrijwilliger, rechter, presentator, muzikant – toewens: inspiratie.