In het eerste deel van deze blog schreef ik over mijn ervaringen tijdens de 8-daagse masterclass met Keith Johnstone, de bekende improvisatie-grondlegger. De masterclass begon met een flinke worsteling en een partij tegenstrijdigheden van Keith, waardoor ik gedwongen werd zélf na te denken. Hier het vervolg…
“Vraag nooit suggesties aan je publiek”, was één van de dingen die Keith zei. Is het uitvragen van suggesties voor mij een probleem? Ik ervaar het als een mooie samenwerking tussen het publiek en de spelers. Het is zoeken naar de balans tussen hoeveel regie je afgeeft en hoeveel je daarvan zelf bewaart. Welke suggestie inspireren mij en mijn team? Vraag ik suggesties omdat ze me inspireren of omdat ik bang ben anders niet geïnspireerd te zijn? En hoe relevant is die vraag, als het voor mij werkt wat ik nu doe?
En ben ik iemand die meer geeft om het podium dan om mijn publiek? Oei… gevaarlijke vraag. Hoe eerlijk ben ik? Ik ben verzot op die plek op het podium. Erg verzot zelfs. En in het kader van bestaansrecht en de bevestiging daarvan willen krijgen… zeker. Maar staan we niet allemaal graag op dat podium? Daarom sta je er toch? Als je niet van het podium houdt, zoek je een andere uitingsvorm van je creativiteit. Toch? Of is dat te kort door de bocht?
Bovendien: als er íemand is, die zich druk maakt over of het ook de moeite waard is voor het publiek, dan ben ik dat! Een zorg die ik soms erg moeilijk kan verenigen met improvisatietheater. Ik denk ook soms: waarom ga ik niet iets doen wat ik kan repeteren en verbeteren, voor ik het laat zien aan publiek. Maar eerlijkheidshalve kom ik dan tot de conclusie dat ik een hekel heb aan het lange ingewikkelde proces van maken; het continue gevoel van falen, omdat het niet voldoet aan het gewenste eindbeeld. Maar ik wil wél het podium op. Ben ik daarom gaan improviseren? Ja, ook. Damn! Weer in de war…
Het feestje
Nee. Stop. Ik hou van het feestje dat theatersport heet. Het feestje dat ik samen met het publiek wil vieren, waar iedereen betrokken is, en ik voel me verantwoordelijk voor het succes van dat feestje. Dat hangt niet alleen af van de kwaliteit van het acteren of het verhaal dat verteld wordt. Dat hangt ook af van hoe ‘samen’ we zijn en of de mensen ons sympathiek vinden. Zijn ze graag op ons feestje? Voelen ze zich gezien en gewaardeerd? Worden ze betrokken bij de feestelijkheden, of vindt dat feest alleen op het podium plaats? Ik wil zo’n feestje waarbij zelfs de deurwacht ’s nachts tegen zijn vrouw zegt: vandáág was echt een leuk feestje! Wat een leuke mensen! En tevreden met een glimlach in slaap valt.
Ergens op één lijn
Keith benoemde een paar keer in telkens net andere woorden: ‘’Improvise is not to show your intelligence. It’s about showing your warm heart and good nature.’’ Ik geloof dat voor mij dáár de kern ligt van mijn passie voor theatersport! Liggen we toch ergens op één lijn. Keith en ik. Harmonie, daar houdt mijn brein van.
Toen kwamen dag 5, 6, 7 en 8. En kon ik met meer ontspanning naar hem luisteren. Ik durfde weer het podium op, zonder bang te zijn voor zíjn mening. Wat niet maakt dat ik niet meer twijfelde, maar Keith had me uitgedaagd om na te denken over mijn plek en visie op theatersport en improtheater. En het feestje was voor mij een belangrijke conclusie, die me legitimeert om ermee door te gaan. Maar ook een veilige: een conclusie die binnen mijn comfortzone valt.
Ambitie & angst
Wat nog niet getackeld was, is de wens om gedurende dat feestje een kneitergoede voorstelling neer te zetten. Ik heb de ambitie om echt een goede speler én trainer te zijn. Een geloofwaardige actrice in een kwalitatieve voorstelling met originele verhalen, die mooi afgerond worden en een mooie diepere laag in zich hebben. Een ervaren trainer, die iets nieuws te brengen heeft en mensen tot ontwikkeling kan brengen. Hoppa! En daar zijn we weer met onze angst om niet te voldoen, om niet goed genoeg te zijn zoals je bent.
Ik denk net als Keith dat de nr. 1 reden dat je spontaniteit en creativiteit blokkeert, angst is. Op het podium breng je jezelf als improspeler in situaties waarbij je brein continu denkt dat je in gevaar bent. Je weet niet wat de toekomst gaat brengen, je hebt geen controle, je hebt een publiek dat je aanstaart in onzekere situaties (in het dierenrijk is aanstaren meestal een vijandig signaal.) Angst is volgens ons brein precies wat we opzoeken tijdens impro.
En dan heb je nog die innerlijke criticus, die iedereen op zijn eigen manier, in meer of mindere mate heeft ontwikkeld tot een volwassen, geloofwaardige stem. Je bent niet mooi, energiek, snel, invoelend, diepgaand of grappig genoeg. Die, als je ook nog een podium opzoekt, nog harder tegen je begint te schreeuwen om je te beschermen tegen die vergissing. Een stem die je niet uit kunt zetten; hoogstens een beetje downtunen. Je hoort ‘m, of je het ermee eens bent of niet. Die angst hoort erbij, als we dit willen doen. Dus verdragen is het devies.
Juist op het podium en zeker tijdens impro, waar je los wilt zijn van die angst, zal deze het grootst zijn. Dat verklaart in ieder geval die contradictie in Keith zijn woorden. Maar hoe verenig ik dat met het spontaan blijven, geloven dat ik goed genoeg ben en niet mijn uiterste best hoef te doen om dat perfecte verhaal te vertellen?
Het verhaal ligt te wachten
Volgens Keith ligt dat verhaal te wachten tot het verteld wordt. Het publiek voelt het al aan, eerder dan jij, omdat zij geen last hebben van die criticus, die de stroom van creativiteit tegenhoudt. Zij zijn niet bang dat er iets banaals of psychisch gestoords of té eerlijks uit hun mond komt. Een zoveelste reden voor je criticus om paniek te zaaien. We verwarren onze fantasie snel met ons werkelijke zelf, identificeren ons er mee. Als je je fantasie de vrije loop laat, maak je jezelf ten overstaande van een starend publiek, erg kwetsbaar. Je laat zien wie je werkelijk bent, zonder dat je controle houdt daarover?? Hop, rem d’r op.
Het brein van de improspeler strijdt de hele tijd tegen die kwetsbaarheid. Dat doet ie door de bekende ‘improfouten’ te maken. Door de (onvoorspelbare en daarmee bedreigende) toekomst uit te stellen, door origineel te willen zijn en daarmee weg te willen uit de verbinding, door jezelf, je lijf en je emoties vast te zetten en je niet te laten raken en veranderen.
Goed, dat levert begrip op voor het proces en het falen en maakt me wat milder en vergevingsgezind als het me niet lukt om te ontspannen of om in verbinding te zijn. Maar dat levert me nog steeds geen goed verhaal op. Dan ben ik nu nog steeds niet die speler en trainer, zo briljant als ik wel zou willen zijn. Toch?
Snuffelen, experimenteren, ontwikkelen
Nóg niet… nog niet áltijd… In de masterclass heb ik kunnen snuffelen aan een hoop technieken, waarmee ik kan gaan experimenteren en ontwikkelen. Oefeningen en trucs die me helpen om te ontspannen en te blijven voelen. Opnieuw ervaren wat speelsheid en ondeugendheid doet om uit mijn hoofd te geraken. Het lijf weet wat het moet doen. Zodat wanneer ik in contact ben met mezelf, met mijn medespelers en met het ‘nu’ in het verhaal, dat dan het verhaal zichzelf vertelt én aansluit bij wat het publiek wil zien. “Ze zullen je juist dan origineel vinden,” aldus Keith.
Natuurlijke-groei-mindset
Ik heb me proberen te laten besmetten door de natuurlijke-groei-mindset* van Keith Johnstone. ‘Mijn best doen’ is overrated. Door mijn best te doen, verander ik niks aan zoals ik nu ben en wat ik op dit moment kan bieden. Het levert alleen maar blokkerende spanning op. Dus ik ben mijn ‘average’ zelf, zodat mijn creativiteit en fantasie kunnen stromen. Zodat ik aansluit bij mijn medespelers en bij de verwachting van het publiek. Ik maak meters en experimenteer; maak in alle kwetsbaarheid fouten en successen om te ontdekken wat werkt en wat niet werkt. En leer zodoende het verhaal te vertellen wat ligt te wachten om verteld te worden.
Dichter bij elkaar
Dus uiteindelijk liggen Keith Johnstone en ik niet eens zo ver van elkaar, in onze visie. Ik hoop wel, dat ik als trainer toegankelijker ben, raakbaarder en bereid blijf om te veranderen en te leren. En ach… het is hem ook wel vergeven. Hij is inmiddels 84 jaar. Misschien hoef je dan niet meer zo nodig, is het wel goed zo. Precies mogen zijn zoals je bent. Ik kan niet wachten…Maar tot die tijd? Verdraag ik de spanning die erbij hoort en creëer ik samen met de rest van improviserend Nederland feestjes, waarvan de deurwacht met een tevreden glimlach in slaap valt. Graag tot dan!
—
Cindy Pittens
*Voor meer hierover, die onderstaand filmpje: