Als iets kenmerkend is voor het improvisatietheater in Nederland, dan is het wel een voortdurende vernieuwingsdrang. Vrijwel ieder seizoen duiken nieuwe formats voor voorstellingen op. Wat moet je doen als je een succesvol concept hebt verzonnen?
Improvisatie kent vele vormen. Van snelle, korte games spelen tot lange, avondvullende voorstellingen. Van comedy tot drama. Van solo-voorstellingen tot grote collectieven. Juist die grote verscheidenheid zorgt ervoor dat ik nooit op impro raak uitgekeken. Er is altijd wat nieuws te leren, te ontdekken en uit te proberen. Zelf mag ik ook graag nadenken over nieuwe formats. Zo verzon ik voor dit seizoen 100% IMPRO, een shortform-concept dat bij Placebo Improvisatietheater in première ging. Samen met die groep en Richard Roling dacht ik ook mee over Het kerstdiner, een format voor een geïmproviseerd avondvullend toneelstuk rond, nouja, een kerstdiner dus.
Een paar jaar geleden bedacht ik samen met Jacqueline Fleskens Improweerwolven: een combinatie tussen improvisatietheater en het spel Weerwolven van Wakkerdam. De bedoeling was om dit eenmalig te spelen, zoals we eerder ook andere zelfontwikkelde voorstellingen speelden. Maar Improweerven was anders. De zaal zat tot de nok toe vol, we moesten zelfs nog mensen aan de deur weigeren. De voorstelling smaakte naar meer en dus besloten we tot een reprise. Al snel kwamen de eerste aanvragen van andere groepen: konden zij niet ook gaan improweerwolven? Het riep een vraag op waar ik nog niet eerder over had nagedacht: wat te doen met je format? Er zijn grofweg twee mogelijkheden.
Vastleggen
Als je een hit scoort, wil je daar de vruchten van plukken. Zo gaat het tenslotte ook met muziek, boeken en andere kunstvormen. Jij hebt het verzonnen en prima als anderen daarmee aan de haal willen gaan, maar dan wel graag tegen een vergoeding. Op zich een logisch standpunt. Alleen, het roept een hoop praktische bezwaren op. Ten eerste: wat leg je precies vast? De merknaam, de kenmerken van het format? Ten tweede: hoe doe je dat? Een hoop gedoe. En wat doe je als het eenmaal vastligt, als een politie-agent rondlopen en kijken of iemand jouw format gebruikt? Is dat echt wat je wilt?
Dat is wel wat nodig is als je een vergoeding wilt, groepen zijn nou eenmaal gewend alles gratis van elkaar over te nemen. In Nederland betaalt voor zover ik weer geen enkele groep voor het gebruiken van de naam en het concept Theatersport, de meest gespeelde vorm van improvisatie. Veel groepen en spelers weten niet eens dat het concept is vastgelegd door bedenker Keith Johnstone in de ITI (International Theatresports Institute). Er schijnen af en toe wat aanmaningen rondgemaild te worden, maar die worden simpelweg genegeerd. Hetzelfde geldt overigens voor de concepten Gorilla Theater en Maestro (ook wel als Micetro gespeld) Impro . Het is bovendien vrij eenvoudig een paar details te veranderen en zo de claims te omzeilen, maar zelfs daartoe neemt eigenlijk niemand de moeite.
Loslaten
De andere weg dan maar en alles loslaten? Improvisatie zien als ‘open source’, een systeem waarin iedereen die een bijdrage levert die ter beschikking stelt aan de gemeenschap? Klinkt sympathiek en dat is het ook wel. Bovendien bespaart het je een vrij hopeloze strijd en veel ergernis. Toch kan het gaan wringen. Je wilt tenslotte zelf bepalen wat je met je jouw creatie doet. Bovendien verlies je de controle over wat er met jouw ‘kindje’ gebeurt. Het staat iedereen vrij er mee aan de haal te gaan en je format zo uit te voeren of te veranderen dat het naar jouw idee verkracht wordt. Je hebt geen enkele grip meer op de kwaliteit en daar moet je maar net zin in hebben. Tot slot kan ook je ego meespelen. Ere wie ere toekomt, toch?
Een tussenweg
Toen ik zelf voor deze vraag werd geplaatst, koos ik er al snel voor om het concept los te laten. Ik was er zelf tenslotte ook blij mee dat 999Games, het spellenbedrijf dat de rechten op de naam en het artwork van Weerwolven van Wakkerdam bezit, ook niet moeilijk deed. We kregen toestemming om het officiële logo op onze poster te gebruiken (en kregen zelfs spellen toegestuurd om te verloten onder het publiek). Toch besloot ik tot een tussenweg: een website – www.improweerwolven.nl – over het format. Niks formeel vastleggen, geen politiewerk en ook geen gedoe met rechten. Ik wilde er op die manier wel voor zorgen dat mensen niet zouden vergeten dat Jacqueline en ik het concept hebben verzonnen (zo ijdel ben ik kennelijk wel). Bovendien, zo dacht ik, geïnteresseerde groepen komen dan bij mij terecht voor een workshop en op die manier verdien ik toch nog wat terug.
Deze tussenweg bleek heel aardig te werken. Ik heb bij verschillende groepen improweerwolf-les gegeven en word daar nog steeds zo nu en dan voor gevraagd. Naarmate het format zich verder verspreidt, verlies ik wel een beetje de grip. Soms voelt dat raar, als ik ergens voorbij zie komen dat een groep of docent die ik helemaal niet ken aan de slag gaat met het format. Maar eerlijk gezegd kan ik daar prima mee leven. Bovendien zijn er nog meer manier om mijn credits te pakken, bijvoorbeeld door een blog als deze te schrijven.
Update: Een formele manier om je credits vast te leggen en toch anderen de ruimte geven om ermee aan de haal te gaan, is de Creative Commons Licence (met dank aan Nico Groenenberg voor de aanvulling).
Mooi. Je kunt het niet tegen houden. Zelf heb ik ooit met sander veen de aanzet gegeven tot the office. Andere trainers hebben er weer lessen in gegeven. Die hebben het weer uitgebouwd . Zelf heb ik er weinig energie in gestoken, te lui;). Nooit de credits gevraagd maar dat doe ik dus nu bij deze;)
Als we dan toch aan het crediteren zijn:
Ik bedacht met de Arrogantjes: de Bluesbattle, de Jassengame en de “favorite song” scène, het boek, etc….
Veel daarvan zie je terug in theatersportland. Super kut want het voelt als “gejat”. Maar Impro is blijkbaar “open source”. En ik zie het nu als compliment dat je vormen gebruikt worden. Het houdt je ook scherp. Je moet zelf blijven innoveren.
Ander leuke anekdote: Ik bedacht samen met Martin Schaeffer (bij Pluk de dag) de Slumdog Millionaire. Naar aanleiding van de gelijknamige film. Deze longform wordt nog wel eens gespeeld. Onlangs nog onder de naam “show van je leven”. Al hadden de Legendariers deze ook zelf bedacht. Zo zie je maar. Je kunt nooit bewijzen of je iets plagieert. Goede ideeën ontstaan vaak vaker.
`Quiz van je Leven’ om precies te zijn. Grappig dat jullie daar ook mee afkwamen. Daar waren wij bij de Legendariërs inderdaad niet van op de hoogte! 🙂
Van genoten afgelopen zaterdag trouwens? 😉
Sytse, het is wel degelijk mogelijk ook op een gestructureerde manier de ‘credits’te regelen, een gedachtengoed als publiek domein beschikbaar te stellen zonder de regie te verliezen, namelijk via het Creative Commons model: http://creativecommons.nl
Interessante discussie.
Ik lees dat sommige ‘nieuwe’ formats weer gebaseerd zijn op bestaande series, films of boeken. Moet je dan ook niet toestemming vragen of die ‘rechten’ mag gebruiken?
Ik heb ooit 3.000,= gulden (lang geleden;)) betaald om het boek ‘Gruwelijke Rijmen’ van Roald Dahl als voorstelling te mogen maken en op te voeren. Ondanks het succes in de Stadsschouwburg Amsterdam kregen wij de rechten maar voor 3 weken.
Voor het format ‘TwinPeaks’ nav serie TwinPeaks heb ik de producent en David Lynch niet benadert ivm rechten. In principe zou dat wel moeten. Maar voor een weekend optreden ergens op een Fort MarkenBinnen met een Impro-TwinPeaks….who cares? David Lynch kan het mij zeker kwalijk nemen of waarderen 🙂
Bovendien kan ik mij beroepen dat ik niet de script gebruik, maar improvisatie stuk heb ontwikkeld nav TwinPeaks stijl. En hoe leg je een stijl vast. Maar toch, voordat ik roep dat is van mij of dat heb ik ontwikkeld, waar heb ik zelf het materiaal vandaan?
Bij Impro-Hamlet is het wat makkelijker. Shakespeare is al 451 jaar dood, dus mag je zijn stukken opvoeren, veranderen zonder rechten aan te vragen of te betalen.
Maar ja, iedereen weet dan ook dat Hamlet is geschreven door Shakespeare en niet bedacht door Detmers 😉