Als iemand de koning van de ‘ja en’ is, dan is het wel Ernie uit Sesamstraat. Altijd positief en opgewekt, en altijd volledig bereid om niet alleen plannen te bedenken, maar ook keihard door te associëren op de plannen van anderen. Daar kan menig impro-speler nog wat van leren.
De uitdaging als uitdaging
Toen ik vorig jaar op het NTT als rechter vele wedstrijden achter elkaar zag, viel het me op hoe moeilijk het toch steeds weer bleek te zijn om een goede uitdaging neer te zetten. De uitdaging is weliswaar een vaste waarde in een theatersport-wedstrijd, maar wat maakt een uitdaging nu precies zinvol of bruikbaar?
Impro-analyse: Jiskefets Multilul
Bij improvisatie op tv denkt iedereen meteen aan De Vloer Op en de Lama’s, maar al veel eerder was er Jiskefet. Deze groep acteurs/programmamakers maakten sketches die in meer of mindere mate geimproviseerd waren. Niet alleen leuk om naar te kijken, maar ook leerzaam, omdat veel van hun materiaal goed te analyseren is op impro-principes. Welke lessen kunnen we er uit trekken?
Grappige-namen-terreur
Als ik ergens een theatersport-wedstrijd aangekondigd zie staan, moet ik altijd meteen denken aan het tv-programma Vijf Tegen Vijf. Hierin streden teams van 5 personen tegen elkaar, die moesten raden wat de Nederlandse bevolking op een bepaalde vraag had geantwoord. De teams bestonden meestal uit familieleden, buren of collega’s die volgens het format van het programma een ludieke team-naam moesten hebben. En dus had je daar “Adema Girls”, “Happy Family”, “Team Groente en Fruit” of “De HB-tjes”. Snappen jullie waarom ik hieraan moet denken? Juist. Zet die namen op een poster en je hebt een theatersport-wedstrijd. “Maandag 5 oktober is het weer tijd voor een spannend avondje theatersport waarin De HB-tjes op eigen terrein worden uitgedaagd door Team Groente en Fruit. Toegang slechts 5 euro.”
Sportnamen
Ik weet niet wat de achtergrond is van de grappige-namen-terreur in de theatersport. De namen bestaan al zolang ik aan impro doe (een jaartje of 12) en ongetwijfeld zijn ze er al sinds de begintijd – die volgens mij samenviel met de glorietijd van Vijf tegen Vijf in de jaren ’80, maar misschien is dat toeval. En natuurlijk, ik weet dat theatersport “ook maar een spelletje” is, dat het een hobby is die uitgevoerd wordt door amateurs, enzovoort enzovoort, maar dan toch: Waarom die namen? Neem je de “sport” in theatersport serieus, dan zouden sportnamen logischer zijn. Wat dat betreft komt TVA het dichtst bij qua naam, en die hebben dan wel geen F-jes maar wel een cijfersysteem voor de verschillende groepen (tegenwoordig is dat een kleurensysteem, red). Maar zelfs als je niet in de sporttermen wil duiken, zijn er toch echt betere namen te bedenken dan de lolligheid waar de theatersport mee overspoeld is. Want dat is dus precies wat ik er op tegen heb: de lolligheid.
Lolligheid
Wat voor signaal geven al die namen aan het publiek? Vooral een lollig schuifdeuren-gehalte. Een slecht woordgrapje, een gekke woordcombinatie, maar dan net niet inventief genoeg om het Vijf tegen Vijf-niveau te ontstijgen. Laagdrempelig lachen in het buurthuis. Goedkoop en zichzelf niet serieus nemend. Als je een groep bent met de ambitie om wedstrijden te spelen en mensen hiermee te vermaken, als je aandacht besteedt aan wat je aantrekt op het podium en hoe je decor er uit ziet, en als je het publiek vraagt om te betalen, dan mag daar best wel een wat ambitieuzere naam bij. Als je dan ook nog lange vormen speelt of andere impro-varianten die geen wedstrijd-element in zich hebben, dan is zo’n Vijf tegen Vijf-naam helemaal een tang op een varken.
Toch bedenken nieuwe theatersport-groepen nog steeds dat soort ludieke namen. Waarom? Waarschijnlijk omdat je, zeker als je begint, nog geen idee hebt. Dan heb je net een of twee cursuspresentaties gedaan waarin je ook halsoverkop een naam voor je team moest bedenken, en ben je gewend om on the spot iets lolligs te verzinnen, bij gebrek aan beter. En zo blijven de lollige namen eerder regel dan uitzondering in impro-land, terwijl Vijf tegen Vijf al heel wat jaren van de buis af is.
Anders
Theatersport- en Improverenigingen van Nederland, ik snap dat jullie vast zitten aan je naam en dat je die niet graag wil veranderen. Maar mag ik dan toch in ieder geval de gelegenheidsgroepen, nieuwe samenstellingen en frisse nieuwe verenigingen die in de loop van de tijd ontstaan, vriendelijk vragen om eens een naam te kiezen die wat meer past bij de ambitie en stijl van de groep? Zo verlaten we langzamerhand de jaren ’80 en ontststijgen we het schuifdeuren-niveau tegelijk. Ik weet niet wat de rest van de Nederlandse bevolking hier van vindt, maar ik stem in ieder geval vast voor.
Improhelden: Tino Sehgal
“Hallo, ik ben Joost,”zegt een man in een donkerblauw maatpak tegen me. Ik sta in één van de zalen van het Stedelijk Museum een felgekleurd schilderij te bestuderen, wanneer hij op me afkomt. Joost is begin 30, draagt een ronde bril en heeft een vriendelijke, open uitstraling. “Dit is een kunstproject,” vervolgt hij, en wijst op ons samen. “Ik wil graag weten wat jouw gedachten zijn over de markteconomie. En als ik vind dat je een goed verhaal vertelt, krijg je na afloop 2 euro. Doe je mee?”