Het was in 2009 dat ik voor het eerst een format ontwierp voor IMPRO Amsterdam (toen nog: International Improvisation Theatre Festival, die te lange naam kon ik pas veranderen toen ik later artistiek leider werd). Het jaar ervoor had ik CatchImpro geïmporteerd en op het festival zijn Nederlandse première laten beleven en nu was het tijd voor mijn eigen ideeën. Daar rolde ik eigenlijk heel soepel in. We hadden een shortform muzikaal format op het programma staan en daar moest op de een of andere manier een kapstokje omheen. We zaten al in de festivalweek zelf, ik zat in de artistieke adviescommissie en zou MC zijn van de voorstelling, dus ik zou wel iets bedenken. In die tijd was Idols populair, dus ik gebruikte dat als inspiratie. Het zou niet de eerste keer worden dat ik een televisie programma vertaalde naar het impro-toneel…
Het concept was dat je de spelers zowel backstage (in de green room) als onstage kon zien. Verder was het een geregisseerd format: ik gaf als MC de spelers opdrachten. Dat was fijn want daardoor hoefde er niet gerepeteerd te worden. We maakten het af met decor: tafel met krat bier in een met tape aangegeven green room, showtrap (keukentrappetje) tussen green room en ‘onstage’. En een paar kekke tunes uit de computer van Wouter Snoei, die jarenlang achter de schermen de mede-creator van mijn formats is geweest. Het werd een succes en ik had de smaak te pakken. In 2010 maakte ik een nieuw format. Ook dit werd een geregisseerde muzikale shortform show met decor, genaamd Tales of Old Amsterdam, dat een beeld gaf van de buurt van het theater (Jordaan, Amsterdam) door de jaren heen. Dat de scenes werden afgewisseld met foto’s van oud Amsterdam en samples van het carillon van de Westertoren, maakte het niet alleen veel indrukwekkender maar ook veel meer werk.
Maar ik nam het werk voor lief want vond het resultaat fantastisch. Waar zag je immers impro shows die in aankleding op gescript theater leken? En dat was toch wel een beetje mijn missie, sinds ik in 2004 als Theaterwetenschapper afstudeerde op de kloof tussen impro en gescript theater…
Méér
Het festival bleef groeien, en met Tales of Old Amsterdam had ik mijn naam als format ontwikkelaar gevestigd. Van de organisatie kreeg ik carte blanche en op de avond na de voorstelling kreeg ik in de auto naar huis alweer de inspiratie voor een nieuw format voor de volgende festival editie. Ik maakte Wheel of Improv, met een groot Rad van Fortuin waar spelers aan konden draaien. Het had nog meer decor en spektakel, en was eigenlijk te veel voor een show van slechts 50 minuten. Dit probleem zou ik vaker tegen gaan komen…
Beetje mis
Met het format Musical Shadows ging het voor het eerst mis. Naar een prachtig idee van Vincent van der Noort koppelde ik spelers aan muzikanten, en zij speelden een sprookjesverhaal waarin elk personage een muzikaal alter ego had. De middag repeteren bleek niet genoeg, en het format kwam niet uit de verf. Shit. Je kan dus een leuk format hebben, maar je moet bij een festival rekening houden met het feit dat de spelers niet op elkaar ingespeeld zijn en dat er weinig repetitietijd is. Damn. Kill your darling, zeggen ze dan in theaterland.
Opleving
Het jaar erna lukte het weer wél. Terwijl dat toch geen simpel format was. StarWars Illuminated had een grote rol voor de lichtvrouw (Anke Wijnja), die met haar keuzes voor spots bepaalde welke personages elkaar zouden treffen in een scene. Nu werd het spannend, want dit format had ook een aanzienlijke repetitietijd nodig. Ik castte vooraf mensen in de hoofdrollen die bekend waren met het genre, en zo kwam het goed. Ik zal nooit vergeten hoe de zaal ontplofte van enthousiasme toen ze alle publiekssuggesties terug zagen in de ter plekke door Wouter gemaakte StarWars opening crawl.
Echt mis
Maar in 2013, het eerste jaar in het Compagnietheater, ging ik toch echt de mist in. En wel met 2 formats: Big Brother en Divine Interventions. Ik was enorm geïnspireerd door de prachtige zaal met balkons en een diep toneel. Big Brother had een gigantisch decor op het hele voor- en achtertoneel van het theater. Ik regisseerde dit format met voice-over vanachter een regie-tafel op toneel. We hadden een dagboekkamer en diverse getapete en gemeubileerde kamers in het huis. Er zaten ongelooflijk veel creatieve gimmicks in.
Maar de spelers werden ongelukkig. Een geregisseerde shortform is heel anders dan een geregisseerde longform. Omdat ik opzetjes gaf voor het verhaalverloop, konden de spelers hun eigen ei niet genoeg kwijt. (frappant genoeg werkte dat in een 12-uurs marathon longform die ik ergens in die tijd ook regisseerde wél goed, de spelers vonden het daar heerlijk om niet verantwoordelijk te hoeven zijn voor het verhaal. Maar een marathon is natuurlijk anders dan een voorstelling van 50 minuten…). Daarnaast waren er veel structuur-afspraken die je wel kunt hebben bij een gescripte voorstelling maar waar impro’ers van in hun hoofd gaan zitten (zeker als je maar 1 middag kunt repeteren).
Ook het format Divine Interventions (niet te verwarren met de versie van Jochem Meijer), waarin twee Griekse goden op een conferentie van de United Gods besloten in te grijpen in mensenlevens teneinde ze gelukkiger te maken, liep wat stroef. Dit keer lag de regie bij de goden (en het publiek, dat stemkastjes had), maar voelden de spelers nog steeds niet genoeg ruimte voor hun eigen inbreng. En ook hier waren er te veel afspraken om aan te denken.
Klaar
Het was even klaar. Ik had er zoveel werk in gestopt maar de spelers waren niet blij en de formats kwamen niet uit de verf. Ik baalde verschrikkelijk, wist niet meer hoe ik het beter kon doen en stopte met formats maken. Ik maakte ze nog wel bij impro-groepen waar ik les gaf, aansluitend bij hun speelwensen, maar niet meer die grote producties in een theater met veel mogelijkheden qua decor/licht/geluid. Terwijl ik dat zo heerlijk vond om te doen!
Opnieuw
Tot ik vier jaar later, afgelopen najaar, ineens weer inspiratie kreeg. Ik lag tijdens Savasana (de eind-rust-houding in een yogales) na te denken over mijn relatie, en dat het toch eigenlijk wonderbaarlijk is als je elkaar al zo lang kent en nooit eerder op elkaar viel, en dan ineens toch wel. Dat het leven een rare manier heeft van puzzelstukjes in elkaar laten vallen. Terwijl ik zo lag te mijmeren hoorde ik het geluid van regen. Nee, het regende niet! Ik hoorde het geluid in mijn hoofd en wist: een nieuw format is geboren. Nou moet je even weten dat de inspiratie voor mijn formats altijd begint bij een beeld of geluid. Een muziekje, een idee voor een lichtplan, een decorstuk, de leader van een TV-show.
Regen dus. In die 10 minuten die Savasana doorgaans duurt creëerde ik vervolgens het format. Een jaar uit het leven van 2 hoofdpersonen. Ze ontmoeten elkaar rakelings, maar worden pas aan het eind van de voorstelling verliefd. De regen tussen de vier aktes door geeft het verstrijken van de tijd aan. Ik wist meteen ook de titel: Promised. Want je belooft het publiek één ding: aan het eind komen ze bij elkaar.
Ik pitchte het idee bij de nieuwe artistiek leider Sven Lanser en hij was meteen enthousiast. Weer carte blanche dus? Nee. Want Sven wist ook hoe het in het verleden was gegaan en waarschuwde me: niet teveel regie, niet teveel afspraken, anders gaan de spelers in hun hoofd zitten. Hou rekening met weinig reptitietijd en draai het format vooraf proef. Dit zou voor mij dus een gigantische oefening in Kill your Darlings worden. Hoe dat ging, lees je binnenkort in deel 2…