In een vorige post argumenteerde ik dat de verhalen die hits zijn bij het grote publiek, zelden gaan over gewone hier-en-nu personages in gewone omstandigheden. In deze post vraag ik me af waarom we dan zo vaak huis-tuin-en-keukenimpro zien en wat we daaraan kunnen doen.
Ik kan me verschillende redenen voor al die huis-tuin-en-keuken-scenes voorstellen:
- Gebrek aan sterke keuzes
Een paar voorbeelden van gebrek aan sterke keuzes:
- Suggestie uit het publiek is “vader-zoon relatie”. Waarom niet in het Feodale Japan? (weg van het hier en nu) Of waarom geen disfunctionele relatie tussen een vader in de gevangenis en zijn zoon als priester? (weg van de normale alledaagse personages)
- Suggestie is “bibliotheek”. Waarom niet in de Grote Bib van Alexandrië? Of de bibliotheek van een satanische sekte?
- Voor meer zie het voorbeeld van “De mottige mat” in mijn vorige post.
Als spelers geen sterke keuze maken rond wie/wat/waar/waarom, dan beslist het publiek hierover onbewust. En die beslissing is “gewoon”, “hier” en “nu”. Maar dan dringt zich de vraag op: waarom zo weinig sterke keuzes?
2. Gebrek aan visie/sturing/training
Ik geloof persoonlijk dat “sterke keuzes maken” een spier is, die je moet trainen. En als de artistieke leiding van je groep wat dit betreft geen visie heeft, dan wordt hierop niet getraind en wordt de groep niet “weggestuurd” van het gewone-hier-en-nu.
3. Gebrek aan “toestemming”
Dit zal vreemd klinken, maar ik krijg de indruk dat spelers soms expliciet toestemming moeten krijgen dat het OK is om weg te gaan/blijven van het gewone-hier-en-nu.
In mijn workshops krijg ik soms het bezwaar te horen dat “sterke keuzes maken” een vorm is van andere ideeën van andere spelers te blokkeren. Anderen protesteren dat sterke keuzes maken tegen de geest van impro ingaat, en dat zulke “keuzes” maar organisch moeten ontstaan. Tegen die bezwaren repliceer ik als volgt:
- Wat (nog) niet neergezet is door andere spelers kan je moeilijk blokkeren.
- Ik ga er zeker niet voor pleiten om de scène op te stappen met het idee van “wat er ook gebeurt en wat ook de suggestie, ik ga deze scène in Feodaal Japan neerzetten”. Maar als niemand ooit “beslist” dat de scene in Feodaal Japan speelt, dan speelt ze hier-en-nu. En als elke speler altijd gaat wachten op een sterke keuze van een andere speler, dan loop je het risico dat er gewoon geen sterke keuze wordt gemaakt. Alle tijd op scene waarin je niet weer wie/wat/waar je bent is verloren tijd. Beslis dat gewoon zodat je je snel kan bezig houden met het echte spel.
Mick Napier verkondigt het idee “zorg eerst voor jezelf” in zijn boek “Improvise – Scene From the Inside Out” en dat idee is vergelijkbaar met wat ik hier preek: spelers moeten de toestemming hebben om (snel) sterke keuzes te maken. Daarmee bewijzen ze niet alleen zichzelf een dienst, maar ook hun medespelers en het publiek.
4. Gebrek aan of angst voor geduld
We gaan even terug naar het voorbeeld van “De mottige mat” uit de vorige post. Hier speelden we een voorstelling van anderhalf uur. We hebben eigenlijk alle tijd van de wereld om de setting en de personages neer te zetten. Waarom zouden we dan een instant-probleem verzinnen, in plaats van de tijd te nemen uit te vissen wie we zijn, waar we zijn en wat er met onze personages aan de hand is? Volgens mij heeft dat met angst te maken: spelers die bang zijn dat ze niet gaan weten wat hun personage moet doen of zeggen. Dus panikeren ze, en maken ze een instant probleem. Dat is nergens voor nodig – en al zeker niet als je long form speelt. Bovendien, als je niet weet wat een personage stuurt of drijft, dan weet je als speler evenmin hoe je personage logisch zou reageren op bijvoorbeeld het verliezen van haar lievelingsjas.
Het idee van “angst” als factor achter povere impro komt overigens niet van mij: Keith Johnstone schreef hier al uitgebreid over in bijvoorbeeld “Impro for Storytellers”.
5. Gebrek aan achtergrond/kennis
Dit punt is “gevaarlijk” maar ik kaart het toch aan. Het is voor een speler onmogelijk om een scene in Feodaal Japan neer te zetten als die speler geen notie heeft van Feodaal Japan. Ik vind het dus enorm belangrijk dat spelers een zo breed mogelijke culturele bagage hebben! En ik vrees dat heel wat huis-tuin-en-keukenimpro veroorzaakt wordt door gebrek aan zo’n brede bagage.
Bezwaren
Ik haalde hierboven al enkele mogelijke bezwaren aan tegen het idee achter dit artikel. Hier is er nog een: “Leuk idee, Tom, maar als we jou volgen dan speelt elke scène in de middeleeuwen, feodaal Japan enzovoort – en dan zijn de keuzes vrij beperkt, en dan spelen we altijd in dezelfde settings”.
Hier heb ik twee antwoorden op. Eerst en vooral, wie dat argument bovenhaalt onderschat haar eigen fantasie. Er zijn oneindig veel mogelijkheden om scènes weg te halen van het hier-en-nu. Bovendien beweer ik niet dat een sterke keuze locatie- of tijdperk-specifiek hoeft te zijn. Ik stel met een scène voor in een bibliotheek, in de lage landen, begin 21ste eeuw; hier wat mogelijkheden voor “niet-gewone” personages met een hoekje af:
- Ik ben een spion, een drugdealer, een terrorist, een mensensmokkelaar, moordenaar, witwasser.
- Ik ben op zoek naar de liefde. En ik moet en kan die alleen die in een bieb vinden. (ik/wij ontdekken later wel waarom dat moet)
- Ik heb dringend een nieuwe nier nodig.
- Ik ben een boek fetishist.
Ik spuw deze voorbeelden gewoon uit terwijl ik dit artikel tik. Ik kan op nog honderden andere voorbeelden komen. Ik moet die niet “voorbedenken” (en jij evenmin). Alles – een kuch van iemand uit het publiek – kan mij (en jou) inspireren: “Ik heb Ebola”.
Er zijn geen goede of slechte keuzes – behalve het niet-maken van een keuze. “Ik ben gewoon een meid in de bieb” is eenvoudigweg niet goed genoeg voor mij.
Tegenvoorbeelden
Ik begon deze reeks van posts met de verzuchting dat ik veel te veel huis-tuin-en-keukimpro zie. Er zijn gelukkig ook tegenvoorbeelden. Het mooiste tegenvoorbeeld is genre-impro. Je hebt groepen die specialiseren in een bepaald genre: denk maar aan Rauwe Vitrage in Nederland. Ik zie tegenwoordig ook vaak geïmproviseerde Tarantino-stijl impro. En dan ben je bijna automatisch weg van de huis-tuin-en-keukenimpro: als je Tarantino speelt, kom je waarschijnlijk snel terecht bij misdaad en geweld. Maar het punt is dat de groepen die genre-impro spelen, daarop oefenen. Ze hebben de stijl bestudeerd, en het genre is deel van hun algemene kennis of bagage. Dat komt niet vanzelf, daar kruipt tijd en moeite in.
Een andere format die ik vaak zie in de lage landen waarmee je snel weg ben van huis-tuin-en-keukenimpro is Director’s Cut of SuperScene. Dat is in wezen genre-impro, maar dan zonder noodzakelijk veel diepgang qua genre; de filmstijlen die je als suggestie krijgt zijn a) vaak op zijn minst oppervlakkig gekend – denk aan western, science fiction, musical – en b) aangezien het aantal scenes in elke stijl hoedanook beperkt is, volstaat het met de clichés van de stijlen te spelen. Niettemin: meestal ver weg van huis-tuin-en-keuken.
Mijn eigen groep RIOT – waar ik de artistieke leiding over heb – stuurt expliciet weg van huis-tuin-en-keuken-impro, maar dan zonder op specifieke genres te focussen. En opnieuw, wij trainen actief op het maken van sterke keuzes om weg te blijven van het gewone-hier-en-nu.
Tot besluit
Samengevat is een van mijn stokpaardjes: wij bewijzen onszelf, onze medespelers en ons publiek geen dienst met huis-tuin-en-keukenimpro. De reflex om weg te blijven van hui-tuin-en-keuken impro vraagt moeite en training. Eens of oneens hiermee? Laat je stem horen in de comments!
Uitsmijter
Ik provoceer al eens graag en ik heb een en ander bewust nogal zwart-wit geformuleerd in deze posts. Voor wie nog tijd en energie over heeft nuanceer ik graag nog een en ander. Ik ga zeker niet beweren dat er iets mis is met scenes over gewone mensen in het hier en nu – of dat nu in korte of lange vorm is. Wat mij stoort is dat ik teveel spelers en groepen alleen maar huis-tuin-en-keukenimpro zie serveren.
Er zijn ook voorbeelden van huis-tuin-en-keukenverhalen/films/serie die wel hits zijn of waren. Een paar voorbeelden.
- De Amerikaanse serie Seinfeld was berucht als “a show about nothing” We zien vrij normale mensen in hedendaags New York. Maar volgens mij was de hoofdreden van het succes van de serie het feit dat van alle personages wel een – zij het soms klein – hoekje af was – echt helemaal normaal zijn die personages evenmin.
- De comedy serie Friends is een beter voorbeeld van succes met normale mensen in normale situaties. Phoebe is misschien aan de vreemde kant en Joey is meer dan gemiddeld dom maar over het algemeen is dit vrij huis-tuin-en-keuken.
- Een ander goed voorbeeld is That Seventies Show (of Happy Days voor de geriatrische lezers onder jullie).
- Heel wat romantische comedies zijn vrij huis-tuin-en-keuken. Denk Bridget Jones (de eerste – in de 2e vliegt ze een Thaise gevangenis in voor drugssmokkel en dat is bezwaarlijk gewoontjes).
Een goed huis-tuin-en-keukenverhaal is dus echt niet onmogelijk. Alleen zie ik te vaak huis-tuin-en-keukenimpro en is zulke impro zelden beklijvend.
Deze post is een vertaling van een artikel dat oorspronkelijk in het engels gepubliceerd werd onder de titel “Martha Stewart Improv“.
Heel relevante blog Tom! Er wordt in improvisatie vaak vergeten dat het liefst érgens over mag gaan. Als je een publiek uitnodigt voor een improvisatietheatervoorstelling heb je liefst iets te vertellen, ja óók als het geïmproviseerd is.
Ik zou er nog aan toevoegen: gebrek aan de wil om iets te vertellen. Ik zei dat eens tijdens een workshop en kreeg als antwoord. Neen, die nood heb ik niet. Ik denk dat een voorstelling dan blijft hangen op het vertonen van een kunstje.
Voor nummer vijf steek ik de hand in eigen boezem, dat heb ik wel vaker, het besef dat ik niet mee in een scène kan duiken omdat ik de ballen ken van een plaats, een historische periode, een filmstijl,… En dan denk ik inderdaad, als improvisator zou je zo geen cultuurbarbaar mogen zijn :-].
Da’s wel gortig, als een improvisator niets wil vertellen. Ik wil nog aannemen dat bij patroon-gebaseerde vormen (Harold, Armando) een “verhaal” (in de zin van begin, midden, eind, met een spanningsboog ertussen) niet meteen het allerbelangrijkste is, maar je vertelt toch altijd *iets* – anders ben je een beetje een aapje bij een draaiorgel.
Voor nummer vijf: zelfs als de plaats, de stijl, de historische periode je niets zegt, verzin gewoon iets. Daar zijn we improvisatoren voor!