De theatervloer is waar de meeste improvisatie start in Nederland. Maar hoe doe je dat nou in een setting waar je niet verwacht wordt? Waar loop je tegenaan als speler? Met Clownsperspectief proberen we juist theater te laten ontstaan op locaties waar men het niet verwacht, spelend zonder vierde wand. Dat vraagt voor ons spelers een andere manier van insteken. Ik zal wat inzichten met jullie delen die ik heb opgedaan als lid van ons collectief tijdens onze vierdaagse training en tijdens een van mijn eerste opdrachten. Het zijn mijn persoonlijke ervaringen en inzichten die ik heb opgedaan. Ik zit nog in de beginfase van een gloednieuw en gevaarlijk 😉 vak in Nederland. Hopelijk ben je na het lezen van dit stuk bewust van de mechanismes die spelen als je ooit de intentie hebt om impro te gaan doen tussen het publiek. Welkom in de wereld van social clowning, oftewel de moderne hofnar.
Improvisatie-theater bestaat sinds eind jaren tachtig in Nederland. Of het nou Amsterdam was of Rotterdam waar de eerste theatersport voorstelling plaatsvond weet ik niet meer zo. Ik weet wel dat het een hele vlucht heeft genomen de afgelopen jaren. Naast het theatersport zijn er vele andere vormen van impro-theater ontstaan. Voor elk wat wils. Een ding is het zelfde gebleven. “De theatersetting” mensen komen naar het theater om naar de spelers te kijken die hun impro-skills tonen, die samen met het publiek in een fictieve realiteit stappen om iets te plekke te laten ontstaan.
Er zijn groepen die het theater uitgaan en bij instellingen of bedrijven op bezoek gaan met hun voorstelling maar de conventie is het zelfde als in het theater. Er is een podium waar iets gaat gebeuren met wat stoelen erom heen. Het publiek weet dat daar straks spelers komen die gaan spelen met de realiteit van die dag in een fictief verhaal. Het publiek hoeft alleen in de zaal te zitten. Kunnen suggesties geven om de betrokkenheid te vergroten. Er wordt vaak gelachen, waardoor zware thema’s meer lucht kunnen krijgen. Feest van herkenning.
Maar wat nou als je die setting van een podium en al de klapstoeltjes op een rij of tribune zou wegdenken! In plaatst van dat het publiek naar jou toekomt om in jouw fictie wereld terecht te komen, bewandel je de omgekeerde weg. Jij gaat naar hun realiteit waar ze op dat moment in verkeren en maakt daar fictie van. Dat kunnen allerlei locaties zijn. Van kas tot fabriekshal tot kantoorsetting etc. Veel publiek is ook niet op de hoogte dat je komt. In Nederland gebeurt deze vorm van theater al bij de cliniclowns die bij kinderen op bezoek komen of bij careclowns die demente bejaarden bezoeken.
Alleen bij volwassenen bestaat deze vorm nog niet. Wij van clownsperspectief willen hier op inspringen door middel van clownsinterventie. Onze bedoeling is dat we bij congressen en symposia aanwezig zijn als observator. Wij luisteren, observeren en maken notities. Wat wordt er letterlijk besproken maar ook welk gevoel zit eronder? Dan kleden we ons om, doen de neus op en geven we direct een speelse terugblik van wat we gehoord hebben in een impro-scène van ongeveer tien minuten. Met onze naïeve verwondering en bewondering ten aanzien van het thema van die dag.
“Mensen hebben clowns niet nodig, je stoort ze”
Deze zin werd uitgesproken door Bertil. The founding father of bataclowning. Aan het begin van onze workshop. Die zin kwam binnen, maar maakte wel duidelijk dat dit wat van je vraagt als impro-speler. Waar ik vroeger als impro-speler rond kon spatteren in de welwillendheid van het publiek dat naar jou kwam kijken. Meestal wil het publiek zelf ook lol hebben. Nu moet ik mijn plek zien te veroveren tussen het publiek dat plotseling twee clowns de hoek om zien komen die contact willen leggen. Alsof er wat aliens in hun bewustzijn komen 🙂 Dat vraagt om afstemming met het publiek. Om goed de grenzen aan te voelen. Zorgen dat je geadopteerd wordt door publiek.
Maar hoe doe je dat? Dat is een delicaat evenwicht. De clowns-impro-speler komt niks halen of brengen, maar is plots in de realiteit van het publiek. Dat vraagt van het publiek een schakeling in het hoofd. Er ontstaat een vecht of vlucht reactie. Daar moet je als clownsspeler bewust van zijn. Als je te direct of brutaal bent – alsof je meteen thuis bent in hun ruimte – dan gaan de muren dicht. Maar als je te afwachtend bent, krijgt het publiek ook een ongemakkelijk gevoel. Wat wilt die clown toch van me? Er moet iets ingelost worden. Je kan niks afdwingen als clown. Je moet toestemming krijgen om de grenzen op te zoeken en te schitteren. En als je die krijgt moet je er 200% voorgaan. Risico nemen zoals de hofnar aan het hof: Je wordt de ene keer afgewezen en de andere keer welkom geheten. Het is improvisatie op het scherpst van de snede. Bewust van het samenspel met je mede clown en tegelijkertijd met je publiek en de omgeving.
Laagste status
Wat ik geleerd heb is dat ik eerst verbinding moet maken met het publiek door ze echt te zien en tegen ze op te kijken. Ze echt te adoreren. Ze zijn de specialisten en als clown heb je de laagste status van allemaal. Het gevaar als je te gelijkwaardig wordt, is dat het publiek zijn status zal gaan verdedigen.
Voorbeeld: ik stond een keer bij een stand met een paar werkbegeleiders van een grote zorgorganisatie. Ik had ze eerst als naïeve clown honderduit gevraagd. Toen maakte een van de werkbegeleiders een gevatte opmerking over de organisatie en ik – als Arthur – maakte daar een nog een meer gevatte opmerking overheen. Als een wesp gestoken keek hij me boos aan. Ik was uit mijn rol gestapt als naïeve clown.
Spelen met de realiteit
Wat verder ook belangrijk is, is dat je de realiteit gebruikt als referentie om contact te maken met het publiek. Bij een impro voorstelling kun je aan het publiek suggesties vragen en daar ga je mee spelen. Bij een clownsinterventie haal je inspiratie uit wat je op dat moment ziet of hoort in je omgeving.
Voorbeeld: Het stormt buiten de locatie en het publiek is daar van gewaar. Ze benoemen het met elkaar. Dit zou een uitgangspunt kunnen zijn voor een begin van een scène. Twee clowns die naar binnen waaien. Daardoor haak je aan op hun beleving op dat moment. Als je teveel uitgaat van je eigen verbeelding is het moeilijker om het publiek voor je te winnen. We moesten een keer spelen bij een manifestatie over duurzame voedsel. Het publiek zat aan ronde tafels verspreid door de zaal. We kregen het beeld van Nederland. Elke tafel stelde een provincie voor. Waar wij als clowns doorheen zouden lopen, komend vanuit Brussel waar die verdomde EU zit. Heel mooi gedacht vonden we zelf. Maar het was voor het publiek een nog te ver-van-hun-bed-show. Tot het moment dat we een scène gingen spelen over het inheemse vissenvangst: daar hadden ze het concreet over gehad vlak voor dat we opkwamen, en meteen hadden we het publiek te pakken.
Voorwerpen gebruiken
Ook belangrijk is om gebruik te maken van voorwerpen, objecten om de realiteit te verbinden met de fictie die je op dat moment speelt.
Voorbeeld: Ik moest een solo-scène spelen aan de hand van verhalen die ik had gehoord over wonen in een woongroep. In het begin van de woongroep zaten er veel alleenstaande moeders en verder had het gebouw veel gangen waar menig bezoeker in het begin verdwaalt. Het beeld dat ik kreeg was van een wannabe-alleenstaande vader die graag op bezoek komt met die alleenstaande moeders maar hopeloos verdwaalt in die gangen. En al sinds 1983 eruit wil maar vastzit in een doolhof… Het idee was goed maar ik zat zo in mijn hoofd dat ik er niet bewust was dat ik echte deuren tot mijn beschikking had. Daar had ik mee kunnen spelen. Om het concreter te maken. De realiteit als ondersteuning van mijn absurde verhaal.
–
Zo zijn er nog wel meer voorbeelden die ik kan ophoesten in mijn ontdekkingsreis in dit nieuwe en gevaarlijke vak. Misschien heb je als improspeler ook ervaringen als animator of typetje op plekken buiten het theater. Wat heb jij ervaren en welke tips kan jij nog geven aan de lezers van dit stuk?